Autorenbild.

Andrey Platonov (1899–1951)

Autor von Die Baugrube: Dezember 1929 - April 1930

118+ Werke 2,341 Mitglieder 43 Rezensionen Lieblingsautor von 16 Lesern

Über den Autor

Andrei Platonov was born in Yanskaya, Sloboda, Russia. An engineer and land-reclamation specialist, Platonov was also a writer. He His first poems were published in the 1920s. Stories and folk tales followed. He became a member of the Pereval group of the 1920s and early 1930s. This group of mehr anzeigen writers was influenced by the humanistic, cultivated ideas of the critic Voronsky. After World War II, the more extreme proletarian writers and critics of the time vehemently attacked Platonov for what was considered his ideological mistakes. Platonov was forced to stop publishing. Russians knew only a portion of his real output until the 1960s when he became popular again. During the 1970s, publication of Platonov's writings in the West revealed him to be an important figure in modern Russian prose. His key novels, The Fountain Pit (1975), and Chevengur (1978), explored the bitter ironies of a land of triumphant socialism-a new Utopia-which systematically deforms language. Profoundly pessimistic, the novels reveal a man deeply skeptical of attempts to remold human nature and highly sensitive to the dark underside of Stalin's grandiose economic projects. (Bowker Author Biography) Andrei Platonov was born in Yanskaya, Sloboda, Russia. An engineer and land-reclamation specialist, Platonov was also a writer. He His first poems were published in the 1920s. Stories and folk tales followed. He became a member of the Pereval group of the 1920s and early 1930s. This group of writers was influenced by the humanistic, cultivated ideas of the critic Voronsky. After World War II, the more extreme proletarian writers and critics of the time vehemently attacked Platonov for what was considered his ideological mistakes. Platonov was forced to stop publishing. Russians knew only a portion of his real output until the 1960s when he became popular again. During the 1970s, publication of Platonov's writings in the West revealed him to be an important figure in modern Russian prose. His key novels, The Fountain Pit (1975), and Chevengur (1978), explored the bitter ironies of a land of triumphant socialism-a new Utopia-which systematically deforms language. Profoundly pessimistic, the novels reveal a man deeply skeptical of attempts to remold human nature and highly sensitive to the dark underside of Stalin's grandiose economic projects. (Bowker Author Biography) Alvar Aalto is considered the father of modernism in Scandinavia. He was born in Kuortane, Finland. His reputation as an architect has spread far beyond the bounds of his native country, where he built the major part of his work. He is perhaps Finland's greatest architect and certainly one of the major figures of twentieth-century architecture. As early as 1923, Aalto built in a typical Scandinavian style, relying heavily on native materials-timber in Finland's case-and produced such masterworks as the Library at Viipuri (1927-35), the Paimio Sanitarium, and the Villa Mairea. In 1932 he invented the process for making bent wood furniture. After World War II, his work began to be noticed internationally as he developed his own singular style, and he built some of his finest works-the Finlandia Concert Hall, in Helsinki, and the Baker Dorms at the Massachusetts Institute of Technology, his only building in the United States, (1947-49). His style is based on irregular and asymmetric forms with many curved walls and single-pitched roofs and with a highly imaginative use of natural materials. Aalto is also known for the design of several classic styles of chairs, tables, and glassware. (Bowker Author Biography) weniger anzeigen
Bildnachweis: ©The Random House Group

Reihen

Werke von Andrey Platonov

Soul: And Other Stories (2008) 299 Exemplare
Unterwegs nach Tschevengur (1929) 274 Exemplare
Glückliche Moskwa (1991) 145 Exemplare
Soul (1934) 110 Exemplare
Happy Moscow (1628) 94 Exemplare
The return and other stories (1999) 37 Exemplare
De zee der jeugd (1931) 30 Exemplare
Verhalen (2019) 28 Exemplare
De stad Gradov (1971) 26 Exemplare
The portable Platonov (1999) 13 Exemplare
Collected works (1978) 13 Exemplare
Een meester in wording (1987) 12 Exemplare
La Patria de La Electricidad (1999) 11 Exemplare
3 x Platonov (2011) 9 Exemplare
Dönüş (2009) 8 Exemplare
La zanja (2019) 7 Exemplare
Finist: The Falcon Prince (1973) 6 Exemplare
Cukur (2017) 4 Exemplare
Der makedonische Offizier (2021) 3 Exemplare
Izbrannoe (1988) 3 Exemplare
Mødre og sønner (1979) 3 Exemplare
Don Quijote i revolutionen (1929) 3 Exemplare
Monttu ; Juveniilimeri (1989) 3 Exemplare
Dzhan (La principal) (2018) 3 Exemplare
Le Chemin de l'Ether (1990) 3 Exemplare
Tajanstveni čovek (2009) 3 Exemplare
À l'avance (1931) 3 Exemplare
The River Potudan 3 Exemplare
Vzyskanie pogibshikh (2010) 2 Exemplare
Müllwind (1987) 2 Exemplare
Erzählungen. (1999) 2 Exemplare
Contes de ma patrie (1945) 2 Exemplare
Избранное 2 Exemplare
Fro and Other Stories (1975) 2 Exemplare
Dół (2017) 2 Exemplare
プラトーノフ作品集 (岩波文庫) (1992) — Autor — 2 Exemplare
אנשי שאר רוח (2008) 2 Exemplare
Antiseksus (1986) 2 Exemplare
Utwory wybrane 1 Exemplar
白い汽船――ソヴェト作品集 — Autor — 1 Exemplar
" Masterskai͡a". 1 Exemplar
ポトゥダニ川 1 Exemplar
Vusmus : [muinasjutud] (2006) 1 Exemplar
Fro 1 Exemplar
Von der Feuerstätte bis zum Reaktor — Illustrator — 1 Exemplar
Sharmanka (1975) 1 Exemplar
Sochineniia (2004) 1 Exemplar
Povesti i rasskazy (1988) 1 Exemplar
O hloupém Ivanovi 1 Exemplar
O zlé carevně 1 Exemplar
Sobranie 1 Exemplar

Zugehörige Werke

The Portable Twentieth Century Russian Reader (1985) — Mitwirkender — 393 Exemplare
Russian Short Stories from Pushkin to Buida (2005) — Mitwirkender — 223 Exemplare
Granta 64: Russia the Wild East (1998) — Mitwirkender — 162 Exemplare
Russian Magic Tales from Pushkin to Platonov (2012) — Mitwirkender — 156 Exemplare
The Red Thread: Twenty Years of NYRB Classics: A Selection (2019) — Mitwirkender — 58 Exemplare
Red Star Tales: A Century of Russian and Soviet Science Fiction (2015) — Mitwirkender — 31 Exemplare
Der Irrtum. Russische Erzählungen. (1999) — Mitwirkender — 6 Exemplare
Russland das große Lesebuch (2017) — Mitwirkender — 4 Exemplare
The Eagle — Illustrator — 1 Exemplar
世界短編名作選〈ソビエト編〉 (1978年) (1978) — Mitwirkender — 1 Exemplar
Eureka: Poetry and criticism, December 1974, vol.6 no.14 (1974) — Mitwirkender — 1 Exemplar
篝火創刊号 (2014) — Mitwirkender — 1 Exemplar

Getagged

Wissenswertes

Rechtmäßiger Name
Klimentov, Andrej Platonovitsj
Andere Namen
Платонов, Андрей Платонович (pseud.)
Platonow, Andrej (pseud.)
Geburtstag
1899-08-28
Todestag
1951-01-05
Begräbnisort
Armenian Cemetery, Moscow, Russia
Geschlecht
male
Nationalität
Rusland
Geburtsort
Voronezh, Russian Empire
Sterbeort
Moscow, Russia, USSR
Wohnorte
Voronezh, Russia
Moscow, Russia
Ausbildung
Voronezh Polytechnic Institute
Berufe
journalist
writer
engineer
Kurzbiographie
He was married to Maria Aleksandrova Kashintseva, with one son, Platon, and one daughter, Maria.

Mitglieder

Rezensionen

Ik heb wel meer werken van Russen in mijn bibliotheek staan, uit vroeger en recenter tijden. Een aantal daarvan dateren van voor de communistische dictatuur (over Rusland en het grootste deel van Midden- en Oost-Europa), een aantal van tijdens die vele duistere decennia (ik breng graag even in herinnering dat Stalin alleen al eenendertig jaar heerste, wat negentien jaar langer was dan zijn compadre Hitler), een geringer aantal van na de val van het IJzeren Gordijn. Wat betreft de boeken die dateren van tijdens de communistische dictatuur: de meeste daarvan zijn uiteraard van de hand van ‘dissidenten’ als Aleksandr Solzjenitsyn, maar een aantal zijn ook van ambivalentere figuren als Michail Boelgakov (van wie ik eerder Zoja’s appartement https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2019/08/zojas-appartement-michail-boelg..., Hondehart https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/03/hondehart-michail-boelgakov.htm..., en De meester en Margarita https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/12/de-meester-en-margarita-michail... besprak) en de auteur van voorliggend In deze prachtige, grimmige wereld Andrej Platonow.

Platonow, geboren als Klimentow in 1899 en overleden in 1951, publiceerde al voor zijn twintigste en terwijl de Russische Burgeroorlog nog volop bezig was in communistische bladen en bleef zichzelf ook de rest van zijn leven als communist zien. Hij werd lid van de Unie van Communistische Journalisten, werd al snel verkozen in het Eerste Congres van Proletarische Schrijvers, en mocht in juli 1920 al als aspirant-lid toetreden tot de Communistische Partij, maar werd daaruit een goed jaar later verwijderd als ‘onstabiel element’. Feit is dat hij in 1921 openlijk kritiek leverde op lokale partijbonzen omwille van de privileges die zij er op nahielden terwijl de bevolking crepeerde van de honger en… in 1924 alweer poogde toe te treden tot dezelfde partij als die bonzen, met de uitleg dat hij communist en marxist gebleven was. In 1934 zorgde Maksim Gorky (in mijn boekenkasten aanwezig met Klim Samgin’s opstandige jeugd) ervoor dat hij op reis kon naar Centraal-Azië om daar mee te werken aan een collectief boek van dertig andere Sovjet-schrijvers, maar zijn, ook nog gecensureerde, bijdrage werd niet eerder dan in 1966 gepubliceerd (op een niet-gecensureerde publicatie was het wachten tot in 1999), wat niet belette dat er tussen 1937 en 1951 toch nog acht andere boeken, fictie en essays van hem van de drukpersen rolden, al dan niet in gecensureerde versie. Z’n nogal dubbelzinnige houding tegenover Stalin zal daarbij allicht geholpen hebben: Stalin vond Platonow bij momenten “briljant, een profeet”, Platonow maakte wel eens vijandige opmerkingen aan het adres van onder andere Trotski, maar spaarde daarbij Stalin, aan wie hij bij diverse gelegenheden ook brieven stuurde. Platonow was ook zo goed z’n steentje bij te dragen, net zoals Boris Pasternak overigens, aan het in januari 1937 gehouden stalinistische showproces tegen (onder andere) dertig bekende schrijvers, al werd er nadien beweerd dat hij in zijn korte tekst niet alleen de schrijvers in kwestie veroordeelde, maar ook (stiekem) het regime. Dat zijn vijftien jaar oude zoon tijdens de Grote Terreur in het jaar daarop werd gearresteerd als “terrorist” en “spion” en tuberculose opliep in het dwangarbeiderskamp waarin hij werd opgesloten, verhinderde hem vervolgens niet om tijdens de Tweede Wereldoorlog de propagandamachine van Stalin te dienen als oorlogscorrespondent, maar dat hij in diezelfde jaren door zijn terminaal zieke zoon werd besmet met tuberculose mag toch wel een béétje als immanente rechtvaardigheid gelden. Dat hij meteen na de oorlog ook weer in het literaire verdomhoekje terechtkwam óók. De laatste jaren van zijn leven mocht hij zowaar voor conciërge spelen van het Huis voor Schrijvers in Moskou, waarnaar ook Boelgakov regelmatig verwijst in zijn De meester en Margarita.

Het hoeft dus niet te verbazen dat Charles B. Timmer, de vertaler van voorliggend boek, in zijn Nawoord schrijft dat Platonow niet alleen voor de buitenlandse literaire pers quasi onbekend bleef, maar “ook in de Sowjetrussische handboeken over de contemporaine literatuur van de Sowjetunie (…) stiefkinderlijk behandeld [werd]”: “In het vierdelige standaardwerk De geschiedenis van de Sowjetliteratuur (1961) wordt hij slechts eenmaal in een reeks van tientallen anderen als ‘oorlogscorrespondent’ genoemd; in de tweede, sterk gewijzigde editie van dit werk (1967-1971) wordt weliswaar iets nader op de figuur Platonow ingegaan, maar met een totale en bewuste vervalsing van de inhoud en betekenis van zijn werk.”

Maar goed, dat maakt uiteindelijk niet de rekening van de verhalen in dit boek. Die werden op het titelverhaal (daterend uit 1941) na sowieso bijna allemaal geschreven in periodes waarin Platonow niet echt in de gratie stond: De sluizen van Jepifan in 1927, De verborgen mens in 1928, Een staatsburger in 1929, De derde zoon en Fro in 1936, Het lemen huis in de tuin en De Potoedan in 1937 en De thuiskomst in 1946, en in elk ervan merk je ofwel de kritiek op het communistische regime ofwel de scherpe waarneming van de gewone mens in ongewone tijden, ofwel – in de meeste gevallen – de combinatie van beide. Vertaler Timmer heeft het over “het bestaan (...)[dat] als raadsel [wordt] aanvaard en als zodanig beleefd in een verbazingwekkende, irrationele intensiteit” en het gegeven dat “vrijwel alle helden [in zoverre je ze zo kan noemen, noot van mij] in Platonows verhalen (…) rustelozen en verontrusten [zijn], zwervende mensen die hun heil ergens achter de horizont zoeken, innerlijk opstandigen en tot anarchisme neigende figuren die schijnbaar moeiteloos de doelen die ze najagen kunnen opgeven om zich op iets anders te storten”. Plantrekkers meegesleurd door hun omgeving, zoiets. Plantrekkers zoals Platonow er misschien ook wel eentje was – zijn figuren gaan dan wel voor een niet onbelangrijk deel hun eigen weg, maar die weg ligt toch in de lijn die het heersende regime vastlegt -, zoals ze ook allemaal (of toch velen van hen) iets méér voor de hand liggends van de schrijver mee hebben. Platonow was in zijn jonge jaren behalve een aankomend schrijver immers hulpmachinist op een locomotief, algemeen bezig met techniek, “meliorator” (iemand die tot taak heeft projecten ter uitdieping van dichtslibbende rivieren te leiden), en soldaat in het Rode Leger, en al die bezigheden komen ook bij zijn romanfiguren voor: Bertrand Perry, de ‘held’ in De sluizen van Jepifan, moet als ingenieur het aanleggen van een kanaal tussen de Don en de Oka leiden; Foma Poechow, hoofdpersonage in De verborgen mens is hulpmachinist en komt via de marine in het Rode Leger terecht; Pjotr Jewsejewitsj, die in Een staatsburger het steeds afwezige regime bejubelt, is werkloze, maar hangt toch graag bij het station rond; de man van Fro is ingenieur, haar vader is machinist; de buurman van de smid in Het lemen huis in de tuin is conducteur; Nikita Firsow komt in De Potoedan thuis na een aantal jaren gediend te hebben bij de communistische troepen, gardekapitein Aleksej Aleksejewitsj Iwanow doet hetzelfde in De thuiskomst; in In deze prachtige, grimmige wereld spelen Wasiljewitsj Maltsew en de ik-figuur, beide machinist, de hoofdrol; alleen de oude man in De derde zoon vormt een uitzondering, maar dit verhaal is dan ook in een geheel andere ‘toonaard’ geschreven dan de andere.

In De sluizen van Jepifan, dat zich als enige verhaal afspeelt tijdens de tsarentijd, komt, zoals Timmer in zijn Nawoord schrijft, “de kloof tussen idee en daad” als thema naar voor, “de enorme conceptie van Peter de Grote voor de bouw van een kanalensysteem (…) [die] in de praktijk [leidt] tot een absurde mislukking, waarvan de Engelse ingenieur Bertrand Perry het slachtoffer wordt”, maar eigenlijk is Perry al eerder het slachtoffer van iets anders geworden, iets dat in het leven van een jongeman véél heviger kan aankomen dan de eventuele dood: de trouweloosheid van zijn geliefde. Je kan het verhaal dus inderdaad bekijken “als een verkapte kritiek op de vaak fantastische plannen in de Sowjetunie na de periode van het oorlogscommunisme (…), toen men de politieke omwenteling in een industriële revolutie wilde voortzetten”, iets waarvan de mislukking dan maar al te vaak in de schoenen van de aangeduide ‘leiders’ geschoven werd, maar het verhaal vormt even goed de vaststelling van het – noodgedwongen? - ten onder gaan van de grote plannen van kleine mensen (even flink wat geld binnen halen en dan terugkeren naar het eigen land om dan met de wachtende geliefde in het huwelijk te treden, bijvoorbeeld) aan dingen die op de kaart helemaal niet voorkomen: “Op de blauwdrukken in Sint-Petersburg had het allemaal zo duidelijk en moeiteloos te verwezenlijken geleken, maar hier, een halve dagreis van de Tanaïd verwijderd, zag alles er even arglistig, weerbarstig en machtig uit”. Een andere vrijer die zal opduiken van zodra je je hielen bent gelicht, het quasi totaal droogvallen van het in dromen met water gevulde kanaal. “Iskander had hele landen veroverd, Vespucci had werelden ontdekt, maar nu was de tijd van het bouwen aangebroken; in de plaats van de bloedbesmeurde krijger en de vermoeide ontdekkingsreiziger trad nu de intelligente ingenieur”, droomt Bertrand Perry, maar intelligent als hij is, eindigt hij toch vermoeider dan die ontdekkingsreiziger en bloedbesmeurder dan die krijger. “Zolang de mens op deze wereld verwijlt, zolang zal het ongeluk hem achtervolgen.”

En die wereld is maar al te vaak een steppe, een weidse ruimte, waaruit van alles op je af kan komen. Ook de vooral in het verhaal rond Poechow welig tierende humor, bijvoorbeeld: “De officier hoorde het korte, doffe fluitsignaal van de pantsertrein en draaide zich om; het neerschieten van Poechow stelde hij nog even uit.” Of: “De zee bracht Poechow niet in verbazing: het schommelt wat en dat hindert je alleen bij je werk. ‘De steppen bij ons, daar is veel meer ruimte, en de wind nog veel pittiger, alleen doet-ie niet zo idioot; overdag waait het, maar ‘s nachts is het stil. Maar hier, - dat waait en waait maar, afijn, wat doe je eraan?’” Humor die even snel weer kan gevolgd worden door bittere ernst: “In de bergen en ergens in de verte klonk af en toe een schot, dat aan een onbekend leven een einde maakte.” Of: “De mensen rumoerden, de rails kreunden onder de slagen van de onder dwang wentelende wielen, de leegte van de wereld rondom wankelde in een stinkende nachtmerrie, die de trein met een sjirpende luchtstroom omsloot, en in die wind werd Poechow samen met de anderen ondergedompeld, hulpeloos meegesleept als een willoos lichaam. De indrukken hulden Poechows bewustzijn in zo’n dichte wolk van duisternis, dat hij geen kracht meer over had om zelfstandig en redelijk over de dingen na te denken.” Een beschrijving van iemand die doodgaat alsof de schrijver dáár zelf is geweest, maakt het qua ernst overigens helemaal af: “Geluidloos als een blauw schip gleed het leven uit Afonins ogen: de hemel werd weggenomen, de pantsertrein verdween, de lichte lucht doofde uit, het enige wat overbleef waren de rails naast zijn hoofd. Zijn bewustzijn concentreerde zich meer en meer op één punt, maar het punt glansde met een samengeperste helderheid. Hoe meer zijn bewustzijn ineenkromp, des te verblindender drong het in de verschijnselen der laatste seconden door. Eindelijk herkende zijn bewustzijn alleen nog zijn eigen wegsmeltende grenzen, het trok zich op een steeds kleiner gebied terug en veranderde in zijn tegendeel. Door de witgeworden, opengespalkte ogen van Afonin liepen schaduwen van de stromende, vuile lucht; als in twee brokken bergkristal spiegelde zich in die ogen de wereld, die door het verlies van één man verweesd was.”

Één man die de grens overgestoken is… “Maar wat stelt een grens voor?”, vraagt Pjotr Jewsejewitsj zich af in Een staatsburger. Antwoord: “Het is het verstijfde front van een levend en toegewijd leger, met achter zijn rug de vredige zuchten van de gekromde arbeid.” Arbeid verricht op de grond: “De bodem, Leonid, de grond, - dat is de hoofdzaak! En de grond, dat is immers staatsdomein en zonder staat is er ook geen grond meer! Waar zou je gras dan opkomen? Zo maar ergens groeit het niet – het heeft land en bewerking nodig. In de Afrikaanse Sahara is er geen staat en in de IJszee hebben ze geen staat, - daardoor komt het dat daar niks groeit: alleen zand, hitte, éen grote dooie ijsmassa!” Jewsejewitsj… is hij een uitstekend propagandist of een naïeve idioot, het is niet meteen duidelijk, maar in dít verhaal het anti-communisme, of minstens het anti-etatisme vinden, is echt niet moeilijk. Net zomin overigens als in het voorgaande. Wanneer daarin, bijna op het einde van het verhaal, een politieke commissaris aan Poechow vraagt of ie geen communist wil worden en daarbij desgevraagd uitlegt dat een communist “een intelligent, wetenschappelijk geschoold mens [is, terwijl] een bourgeois (…) een historische idioot [is]”, antwoordt Poechow: “Dat wil ik niet! (…) Omdat ik een geboren idioot ben.”

“Het thema van de vaderfiguur komt voor in De staatsburger, in Het lemen huis in de tuin, in De Potoedan, in Fro, en zelfs nog in Platonows laatste verhaal De thuiskomst van 1946 en heeft niet alleen inhoudelijke betekenis, maar soms ook de functie van een vast punt, een rustpunt in het verhaal te zijn om de handeling te vertragen (De Potoedan en Fro)”, schrijft Timmer in zijn Nawoord. Daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk, maar hij vergeet eigenaardig genoeg De derde zoon op te noemen in het rijtje. Daarin is de vader het begin van de actie: “In een provinciestad was een oude vrouw overleden. Haar man, een zeventigjarige gepensioneerde arbeider, liep naar het telegraafkantoor en gaf naar verschillende streken en republieken zes telegrammen op van gelijkluidende inhoud: ‘Moeder overleden kom vader.’” Het begin van een verhaal dat meer dan eens doet denken aan De LAATSTE termijn van Valentin Raspoetin, dat ik in januari van dit jaar besprak, en waarin de derde zoon zonder zich daar klaar van bewust te zijn klaar staat om de rol van zijn vader over te nemen. Simpelweg omdat hij óók vader is. Op zijn manier ook een “geboren idioot”, iemand die de lijn voortzet die er altijd geweest is, alles behalve een revolutionair.

Iemand die, zoals de vader, een bewegingloos punt vormt in een wereld waarin alles voort ijlt. Precies zoals Fro in het gelijknamige verhaal ook: “Zij bewoonde een nieuwe driekamerflat; éen kamer werd gebruikt door haar vader, een weduwnaar en machinist bij de spoorwegen; in de beide andere kamers huisde zij met haar man, die nu naar het Verre Oosten was vertrokken om daar allerlei geheimzinnige elektrische apparaten te monteren en op gang te brengen. Hij was doorlopend met de geheimen van machines in de weer in de hoop door middel van mechanismen de hele wereld te hervormen, voor het welzijn en het geluk van de mensheid, of voor nog iets anders, dat wist zijn vrouw niet precies.” Fro(sja) blijft achter en probeert verder te studeren, wat haar toen ze nog samen waren perfect lukte, maar in zijn afwezigheid niet meer lukt. Het boeit haar simpelweg niet meer, zoals leven haar niet meer boeit. Uiteindelijk slaagt ze er in hem, Fjodor, te laten terugkomen van waar hij dan ook is, maar na een paar dagen samen, kan hij de intensiteit van haar ter plaatse willen blijven niet meer aan en kiest opnieuw het hazenpad. In naam van het communisme uiteraard, dat toch door iemand moet beredderd worden. Alleen is háár angst om alleen te blijven nu voorbij: “Vaarwel Fjodor! Je komt bij me terug en ik blijf op je wachten!” Het communisme houdt wel eens op, de revolutie neemt ergens zijn einde, en dan komt alles terug op zijn pootjes, op zijn plaats terecht. Wat op het eerste zicht mogelijk een vrij banaal liefdesverhaal lijkt, is dat met een paar welgemikte zinnetjes over het waarom van Fjodors verdwijnen en wéér verdwijnen ineens niet meer.

Precies zoals Het lemen huis in de tuin, een verhaal van nog geen vijftien bladzijden lang over een weeskind dat tijdelijk onder dak komt bij een geboren zwerver die uiteindelijk zijn vaste plaats gevonden heeft, zonder het over het communisme te hebben wéér een link legt tussen het privéleven en het publieke leven, alleen dit keer door er de natuur bij te betrekken, een natuur die zich niet altijd in cultuur (letterlijk in dit geval) laat brengen: “Jakow Sawwitsj maakte voor de weesjongen een ijzeren kooi en de jongen begon er mussen in te houden. Maar de mussen hadden geen lang leven: ze legden zich in hun verdriet op hun rug en stierven gauw. Toen zette de jongen ze in paren in de kooi, of met zijn drieën om te maken dat ze kleintjes kregen en ter wille van hun kroost zouden blijven leven en hun verdriet zouden vergeten. Maar de mussen legden zich net zo goed op hun rug en gingen allemaal dood. Dit gebeuren bracht zelfs Jakow Sawwitsj in verbazing, maar hij kon de oorzaak van het geheim niet ontdekken: ook nachtegalen leven immers in kooien, ook arenden kun je tam maken, en die mussen krioelen immers altijd vlak voor je voeten, - hoe komt het dan dat ze meteen doodgaan als je ze in een kooi zet…? Wat moet zo’n mus met de vrijheid, als-ie hoogstens een paar meter vliegt en zijn leven op twee naast elkaar gelegen binnenplaatsen slijt? Terwijl een vogel die de zee kon overvliegen ook in een kooi bleek te zingen?” De analogieën met een systeem waarin mensen met veel noten op hun zang en gewelddadigen zich weten in te passen, maar kleine lieden, die alleen maar de vrijheid willen hebben omdat ze die in hun hart nodig hebben en voor het verlies ervan niet kunnen gecompenseerd worden met een starring role in het systeem, niet, liggen voor de hand. Al raken er velen, goede mensen zelfs, verweesd genoeg om uiteindelijk de zoektocht naar hun wortels, en daarmee hun vrijheid, op te geven en hun kooi als hun bescherming te leren beschouwen: “De weesjongen groeide in een ander oord tot een grote, rechtschapen jongeman op. Verscheidene malen voerde zijn weg hem later nog door de provincie met zijn tuinen, in éen waarvan indertijd de houten smidse en het lemen huis van de oude vrouw hadden gestaan. Maar hij vond nooit de juiste plek van zijn kinderwereld terug: overal in het land van de vroegere wezen waren nu hoge, schone steden verrezen, ruisten de bladeren van nieuwe bomen, schitterden de wegen die naar verten lokten en overal wemelde het van onbekende, prachtige jonge mensen. De jongeman keek naar de kameraden die hij tegenkwam en begroette ze met een glimlach: hij wist dat er zich onder hen velen van zijn soort bevonden, weeskinderen die naast hem en schouder aan schouder met hem ter vergoeding voor de lange jaren van dakloosheid het vaderland zouden scheppen, waar zij behoefte aan hadden.” Misschien klinkt dit alsnog alsof Platonow toch hoop stelde in het communisme, een keer het zou verwezenlijkt hebben wat het beloofd had (wat uiteraard nooit gebeurde), maar als ik dat samen met het verhaaltje van de mussen in gevangenschap lees, kan ik er alleen maar uit besluiten dat de mus een nachtegaal geworden is, zijn identiteit verloren heeft en nu als enige houvast nog de kooi overhoudt. Daarin kan hij zingen, maar hij heeft zijn eigen natuur moeten opgeven. Wat uiteraard is wat communisten (en andere ‘idealisten’) nastreven en misschien dus toch door Platonow bedoeld is als een, voor hen, positieve boodschap.

Zoals die ook lijkt uitgedragen te worden in de eerste paragraaf van De Potoedan: “Op de vastgestampte zandwegen van de burgeroorlog groeide weer gras, want de oorlog was voorbij. Het was weer stil en leeg geworden in de wereld, in de gouvernementen: er waren veel mensen in de gevechten gevallen, velen lagen van hun verwondingen te genezen en zochten rust bij familieleden, waar zij zich aan de slaap overgaven om het zware oorlogswerk te vergeten, maar onder de gedemobiliseerden had hier en daar iemand nog geen kans gezien naar huis terug te keren en die liep nu in zijn oude veldjas, met een plunjezak en met de zachte puntkap of een schapemuts op zijn hoofd over het dichte, onbekende gras, waar hij vroeger geen acht op had kunnen slaan, of ook omdat het door de veldtochten zo was platgetrapt dat het niet meer had willen groeien. Met beklemd hart liepen deze mannen voort, verbaasd als zij de velden en dorpen weer herkenden die ze op hun weg tegenkwamen; de martelgang van de strijd, ziekten en kwalen, of het geluk van de overwinning hadden hun ziel veranderd, - zij begonnen eigenlijk nu voor het eerst te leven, met nog maar een troebele herinnering aan wie zij drie-vier jaar geleden waren geweest, want zij waren andere mensen geworden, zij waren hun leeftijd ontgroeid, wijzer en geduldiger geworden en in hun hart koesterden zij een grote, de hele wereld omvattende verwachting, die hun voorlopig nog kleine leven, dat vóor de burgeroorlog geen duidelijk doel of betekenis had gekend, nu zinvol zou maken.” Een doel dat natuurlijk de zogenaamde klasseloze maatschappij van de communisten zou kunnen zijn, maar bij Nikita Firsow het meisje blijkt te worden dat hij al vóór de burgeroorlog kende, waarop hij bij het weerzien helemaal smoorverliefd wordt, waarmee hij trouwt, en vervolgens niets kan aanvangen, want hij mag dan wel “wijzer en geduldiger geworden” zijn en veel verwachtingen koesteren, maar ondanks zijn oorlogservaring is hij een jongen gebleven, geen man geworden, en het meisje, Ljoeba, zijn aanbedene, weet ook niet hoe ze van hem een man moet maken: “‘Hoe zielig en zwak is hij door zijn liefde voor mij!’ dacht Ljoeba in bed. ‘Maar hoe lief, wat een schat, al blijf ik mijn leven lang maagd met hem…! Dat neem ik wel op me. Misschien gaat hij eens minder van me houden en zal hij dan sterk genoeg zijn!’” Dat gebeurt niet, maar hij wordt na vele omzwervingen, nadat hij (zoals wel meer personages in Platonows verhalen) helemaal zichzelf is kwijt geraakt, wel een man. Omdat zij hem uiteindelijk écht nodig heeft, wat voordien nooit het geval was.

Een ontroerend verhaal is De Potoedan echter in de eerste plaats, wat ook geldt voor In deze prachtige, grimmige wereld, dat bijna magisch-realistisch lijkt, al komt er voor een deel van de ‘magie’ wel een zogenaamd wetenschappelijke verklaring. De verklaring voor de titel komt in de allerlaatste regel van het verhaal, maar ook dié kan weer als een duidelijke kritiek op het regime gelezen worden. En daarna moet nog slechts één verhaal volgen, De thuiskomst, een variant van net na de Tweede Wereldoorlog op De Potoedan, een variant waarin de ene ontrouwe de andere verwijt ontrouw geweest te zijn, waarin de ene de tering-naar-de-neringzetter de andere verwijt hetzelfde gedaan te hebben, maar waarin hun gemeenschappelijke kinderen uiteindelijk een goede reden vormen om een einde te maken aan hun van mekaar weg bewegen nadat ze mekaar teruggevonden hebben. Kan als een romantisch niemendalletje klinken, kan daarentegen ook metaforisch zijn voor de hoop dat het zicht op een gemeenschappelijke toekomst uit mekaar gedreven volkeren kan helpen een anders fouten niet zwaarder in te schatten dan de eigen fouten. Dat was klaarblijkelijk iets dat de Russische censuur er niét meteen in zag, maar, schrijft Charles B. Timmer die zoveel mogelijk gebruik heeft gemaakt van de volledigste versie van elk verhaal die hij kon vinden, “op bijna iedere bladzijde [vertonen zich] sporen van de censuur door schrappingen en wijzigingen in de tekst. Zelfs de hoofdpersoon, de gedemobiliseerde kapitein Iwanow, die in het verhaal een niet al te gunstige rol speelt, werd om die reden in de tijdschriftuitgave van 1946 tot sergeant gedegradeerd: een sergeant kon nog overspel plegen, maar een Sowjetkapitein niet. In dit geval en ook elders bleek een eerste druk als basis voor de vertaling onbruikbaar te zijn en moest naar een meer authentieke bron worden gezocht. Andrej Platonow is helaas door zijn dood twee jaar vóor het einde van de Stalin-periode niet in staat geweest zelf een betrouwbare, definitieve editie van zijn verzamelde werken te verzorgen.”

Zekerheid over het ongecensureerd zijn van de Russische versie van de verhalen in deze bundel zullen we hoe dan ook nooit hebben, maar ook zonder die zekerheid durf ik te zeggen dat ik van elk van die verhalen genoten heb. Een aanrader dus, als u het boek ergens kan vinden.

Björn Roose
… (mehr)
 
Gekennzeichnet
Bjorn_Roose | 5 weitere Rezensionen | Jun 5, 2024 |
As far as short stories go, this was... fine? Not really memorable in my opinion, but definitely fine. It gave me some things to think about I guess? It was a little bit weird, I wouldn't mind reading more by Platonov but wouldn't go out of my way.
½
 
Gekennzeichnet
ZetaRiemann | Apr 4, 2024 |
This one was slightly more memorable than "The River Potudan," but it wasn't better. I didn't enjoy it more or anything but the kids running after the train and the whole thing with the son acting like an adult and stuff... I feel like I'm more likely to remember it, but actually I don't think that makes a huge difference in my opinion compared to the one before (this takes place after River Potudan) and it was still kind of meh to me. There is some interesting stuff going on though I guess… (mehr)
½
 
Gekennzeichnet
ZetaRiemann | 1 weitere Rezension | Apr 4, 2024 |
Story: 2.0 / 10
Characters: 4
Setting: 8.5
Prose: 3.5

Tags: Communism, Socialism, peasantry, work, meaning, generations
 
Gekennzeichnet
MXMLLN | 15 weitere Rezensionen | Jan 12, 2024 |

Listen

Auszeichnungen

Dir gefällt vielleicht auch

Nahestehende Autoren

Statistikseite

Werke
118
Auch von
16
Mitglieder
2,341
Beliebtheit
#10,957
Bewertung
3.9
Rezensionen
43
ISBNs
205
Sprachen
20
Favoriten
16

Diagramme & Grafiken