Autorenbild.
73+ Werke 1,156 Mitglieder 19 Rezensionen Lieblingsautor von 1 Lesern

Über den Autor

Bildnachweis: Hansen-Love Philosophie

Werke von Alain Finkielkraut

In the Name of Humanity (1996) 88 Exemplare
Un coeur intelligent (2009) 86 Exemplare
Der eingebildete Jude. (1980) 73 Exemplare
Philip Roth at 80: A Celebration (2014) — Mitwirkender — 59 Exemplare
Die neue Liebesunordnung (1977) 49 Exemplare
L'identité malheureuse (2013) 49 Exemplare
Die Weisheit der Liebe (1984) 46 Exemplare
L'imparfait du présent (2002) 37 Exemplare
Een stem van de overkant (2000) 29 Exemplare
De hartslag van de wereld (2003) 21 Exemplare
La seule exactitude (2015) 18 Exemplare
Et si l'amour durait (2011) 18 Exemplare
Ce que peut la littérature (2006) 13 Exemplare
À la première personne (2019) 10 Exemplare
L'après littérature (2021) 9 Exemplare
En terrain miné (2017) 8 Exemplare
Petit fictionnaire illustre (1981) 8 Exemplare
Comment peut-on être croate? (1992) 8 Exemplare
La mémoire vaine (1992) 5 Exemplare
La querelle de l'école (2007) 5 Exemplare
Ralentir, mots-valises ! (1979) 4 Exemplare
Regards sur notre temps (2013) 3 Exemplare
Philosophie et modernité (2009) 2 Exemplare
Des hommes et des bêtes (2000) 2 Exemplare
Penser le xxe siecle (2000) 2 Exemplare
#Error 1 Exemplar
The imaginary Jew 1 Exemplar
Où va le monde ? (2010) 1 Exemplar
L'identità infelice (2015) 1 Exemplar
Memoria zadarnica 1 Exemplar
Campo de minas 1 Exemplar
La Réprobation d'Israël (1983) 1 Exemplar

Zugehörige Werke

Getagged

Wissenswertes

Geburtstag
1949-06-30
Geschlecht
male
Nationalität
Frankrijk
Berufe
filosoof

Mitglieder

Rezensionen

Om maar met de deur in huis te vallen: ik heb de hele lezing van dit boekje lang gedacht dat de auteur ervan, Alain Finkielkraut, ook De Holocaust-industrie: bespiegelingen over de exploitatie van het joodse lijden had geschreven. De auteur daarvan bleek echter niét dezelfde te zijn als die van voorliggend Een stem van de overkant, maar wel Norman Finkelstein.

Die ‘Fink’ in de familienaam was uiteraard wat me initieel op het verkeerde spoor bracht, maar ik geraakte ook niet meer van dat spoor af omdat Finkielkraut zich gewoon op hetzelfde terrein begeeft als Finkelstein. Waar de Amerikaanse jood Finkelstein het in voornoemd boek heeft over – en ik neem er even de achterflap bij – “de vulgarisatie van de holocaust, (…) de kitsch en oplichterij in geschiedschrijving en literatuur, en (…) het afpersen door Amerikaanse joodse organisaties van Europese instellingen, uit naam van de behoeftige slachtoffers die er vaak geen cent van zouden zien”, heeft de Franse jood Alain Finkielkraut het over – en ook hier neem ik er even de achterflap bij – het antwoord op de vraag hoe wij moeten reageren op de roep van het verleden: “Hoe onderscheiden wij, geobsedeerd als wij zijn door de duistere jaren, oprechte van geïnstrumentaliseerde waakzaamheid? De herinnering aan Auschwitz wordt door geen zinnig mens meer ontkend, maar hoe voorkomen wij monopolisering ervan door degenen die haar – met goede of kwade bedoelingen – koesteren? Hoe vermijden we zowel verkramptheid als manipulatie?” “Op zijn minst door te luisteren, door open te staan voor de stemmen die klinken van de overkant”, antwoordt Finkielkraut daarop, iets waarvan we weten dat zulks tegenwoordig – in minder filosofische zin – al snel leidt tot het bestempelen van de luisteraar als “verrader”, pogingen die verrader (helemaal) monddood te maken, reisverboden, enzovoort. Tucker Carlson kan er van meespreken, Norman Finkelstein eveneens (hij kreeg een quasi-Berufsverbot te slikken plus een toegangsverbod tot Israël), Alain Finkielkraut pas recent.

Finkielkraut krijgt al een paar decennia af en toe eens de goegemeente over zich heen, of toch delen ervan, maar dan vooral omdat hij het niet begrepen heeft op negers, moslims en antisemieten. Praktische gevolgen heeft dat echter nooit gehad. Net zomin als het feit dat hij nogal wat begrip toont voor pedofielen. Het is niet helemaal duidelijk waar dat begrip begint of eindigt, maar volgens de filosoof is een kind van dertien “geen kind”, wel een “tiener” – wat het okee maakt voor een volwassene (in casu filmregisseur Roman Polanski) om het te neuken. Dat hij aan die stellingname, daterend uit 2009, in 2022 nog een trapje toevoegde, bleek er echter over. Toen gaf hij op de affaire Duhamel https://en.wikipedia.org/wiki/Duhamel_scandal een gelijkluidende commentaar – dat een “adolescente” niet hetzelfde is als een “kind” -, waarmee hij in dit geval meteen ook incest goedpraatte, iets wat hem zijn job als commentator bij tv-zender La Chaine Info kostte. Maar meer ook niet. Een vraaggesprek afnemen van Poetin is dan ook duidelijk véél erger dan kinderverkrachting goedpraten.

Enfin, we zouden het over Een stem van de overkant hebben, niet over een stemmetje van de onderkant, en Een stem van de overkant is wel degelijk het lezen waard, al moet je er dan wel even de filosofieknop voor induwen, want dit is niet het soort boekje (110 bladzijden) dat je even tussen de soep en de patatten door leest. Het is ook het soort werk waardoor véél mensen – de manipulatoren, die van de “geïnstrumentaliseerde waakzaamheid”, de monopolisten van de herinnering – zich serieus in hun gat gebeten zouden moeten voelen, maar om écht dat effect te hebben, moet een werk natuurlijk gelezen en begrepen worden door het brede publiek, en noch dat eerste noch dat laatste zal het geval geweest zijn of worden. Als het om ‘interne’ kritiek gaat, kritiek van een jood op het filosofisch equivalent van wat Finkelstein de “Holocaust-industrie” noemde, is Finkielkraut trouwens duidelijk een stuk minder bot dan als het over kleine kinderen, negers, moslims of antisemieten gaat. Ook als je een neger of arabier aanduidt als “non-souchien” (in tegenstelling tot “de souche”), begrijpen zowel die neger/arabier als de “souchiens” dat, maar als je het volgende schrijft riskeer je al een stuk minder begrepen te worden (door wie dan ook): “In de wereld waarin Auschwitz niet had plaatsgevonden kon de volkswijsheid nog in hegeliaanse trant verkondigen: ‘Geen kwaad zonder baat.’ Maar het kwaad van Auschwitz baat tot niets. Het heeft zich voor niets voorgedaan. Het wordt door niets gerechtvaardigd. Geen enkele dialectiek neemt de gruwel ervan weg. Onmogelijk om met de blik van het concept te kijken naar de gaskamers, dat wil zeggen naar de ‘oplossing’ van de elementairste banden in een onnoembare worsteling waarin de sterken de zwakken en de ouders hun kinderen vertrapten om bij het plafond een beetje lucht te vinden. Die ongekende verlaging van de dood heeft het stempel van obsceniteit gedrukt op de gedachte dat het kwaad niet voor zichzelf bestaat maar deel is van het universele werk van het mensdom.”

Een onbegrijpelijkheid die wellicht ook geldt voor communisten die de eersten zijn om een veeg uit de pan te krijgen wat het filosofische misbruik van dat al dan niet “van het universele werk van het mensdom” uitmakende “kwaad” betreft: “De beschaving, zeggen de communisten, heeft de barbaarsheid van de nazi’s overwonnen, nu moet ze het barbaarse kapitalisme het hoofd bieden. Voor hen is de oorlog Homerus en Hegel tegelijk. Het is een heldhaftige episode en het is de wet van de wereld, het is een gedenkwaardige prestatie maar het is ook een concept dat licht werpt op dat waar het in het heden om gaat. Zoals François Furet heeft laten zien dankt het naoorlogse communisme zijn opgang aan het anti-fascisme, mengeling van herinnering en waakzaamheid. De communisten willen dan ‘voor hun optreden geen ander politiek gebied dan die tweedimensionale of liever gezegd tweepolige ruimte, waarin de ‘fascisten’ aan de ene kant staan en zijzelf aan de andere’. Met andere woorden, de communisten zetten de strijd voort door de herinnering in stand te houden. De concentratiekampen maken ze tot een ereveld. Homerische helden en hegeliaanse dienaren van de zaak van de mensheid – dat zijn voor hun woordvoerders de miljoenen en miljoenen door de nazi’s vermoorde menselijke wezens. De roem hangt een aureool om die doden, het nut actualiseert hen: hun strijd blijft de onze en de herinnering heeft tot taak de krachten te mobiliseren voor de gevechten in het heden en in de toekomst.”

Kort samengevat: de communisten misbruiken de dode joden om via de nationaal-socialisten de kapitalisten te treffen, een fenomeen dat inderdaad waar te nemen valt door bijvoorbeeld een paar communistische accounts te volgen op Twitter (X) en vooral hun geijver voor het in het leven roepen van een of andere ‘anti-fascistische’ feestdag. Het enige wat daarbij, bij dat misbruik dus, in de weg zit, dat zijn die dode joden zelf: “(…) de lijdensweg van die niet-proletariërs, van die onwerkzame krachten van de vooruitgang is volkomen misplaatst: hij vloekt, is een smet, zou nooit hebben moeten plaatsvinden. Bij de herdenkingsplechtigheden en op de monumenten die werden opgericht op de plaatsen van de terdoodbrenging wordt dus zorgvuldig vermeden er melding van te maken. In plaats van de joden als zodanig naar voren te laten komen, laat de officiële martyrologie van de sovjet-machthebbers en van de volksdemocratieën [en degenen die graag zo’n ‘volksdemocratie’ zouden willen maken van dit land en andere, noot van mij] hun liever vallen onder de verliezen van de volkeren. Aldus worden ze, zonder hun identiteit, ingepast in het grote verhaal van de overwinning. Zo worden zij die voor Hitler een obsessie waren uitgewist, niet doordat ze worden vergeten maar door de geobsedeerdheid met het nazisme.”

Iets waar de communisten mee wegkomen omdat ze links zijn, aldus Finkielkraut, al zouden ze met nog méér wegkomen als ze ook nog joods waren. “Méér” zoals in – toch volgens Finkielkraut – bijvoorbeeld Simon Wiesenthal een “joodse fascist” noemen, iets wat Bruno Kreisky, Oostenrijks bondskanselier van 1970 tot 1983, effectief deed. “Zo de joden een volk vormen, dan is het een miserabel volk”, zei Kreisky kennelijk ook nog, en - dixit Finkielkraut – “Geen van die bokkensprongen had destijds het imago van de kanselier aangetast of zijn immense prestige geschaad”, maar “Gezegd moet worden dat Kreisky niet alleen joods (een herkomst die hij in Oostenrijk betwistte en bijwerkte, maar die hem in Europa beschermde), maar ook nog links was. Die dubbele hoedanigheid verklaart zijn straffeloosheid”.

Nu goed, da’s misschien maar een indruk, want, aldus Finkielkraut wat verder, “informatie staat niet tegenover desinformatie zoals waarheid tegenover leugen. Er zijn nog meer vormen van dwang dan die welke wordt uitgeoefend door de propaganda van de machthebbers: het coveren door de media onthult niets zonder meteen ook iets te verhullen. Hoe vrij het ook is, hoe uitputtend het ook is bedoeld, het beeld haalt zijn materiaal uit het zichtbare en gaat voorbij aan het onzichtbare. Het hoeft niet te worden vervalst om tendentieus te zijn.” Wat exact de reden is waarom de al eerder genoemde Tucker Carlson recent de hele oorlogsgezinde meute over zich heen kreeg: een vraaggesprek met Poetin zou het in het “westen” onzichtbare tonen, de (des)informatie vervolledigen, de propaganda aanvullen met andere propaganda, onthullen wat verhuld werd, coveren wat onthuld werd. Wat Finkielkraut in 2000, toen dit boek verscheen, nog voor een toekomstvisie hield, is namelijk intussen bewaarheid en dat weten de would-be monopolisten van ‘de waarheid’ maar al te goed. Wat ook hun voortdurende strijd tegen ‘desinformatie’, ‘propaganda’ en ‘hatespeech’ verklaart: “Gezien de vaart waarmee de techniek zich ontwikkelt zal eenieder namelijk zeer binnenkort zijn eigen criteria kunnen volgen en naar eigen keuze het informatiemenu op het net samenstellen. Men zal vrij van het ene op het andere onderwerp overgaan, er zullen, in de videosfeer, geen opgelegde montage en geen opgelegd script meer zijn. De relatie tot de wereld zal zijn geprivatiseerd, de numerieke mens zal over de programma’s heersen: hij zal zien wat hij wil, met wat hij ziet zal hij doen wat hij wil. En voorts zal, gezien de vaart waarmee de intelligentie zich ontwikkelt, de mediakritiek het gezond verstand de status ontnemen van wat het best onder de mensen is verdeeld: aangezien geen enkele gebeurtenis van verdenking is gevrijwaard, zal geen enkel onverwacht nieuws iemand nog storen. De ongelovige reiziger door cyberspace, te mediadeskundig om zich in de boot te laten nemen, te helderziend om zijn ogen te geloven, zal alleen die feiten erkennen die bij zijn geloof passen. De werkelijkheidsgegevens zullen niet meer doordringen tot het denken, en wanneer in het ongrijpbare universum van beeld en elektronische tekst alle wegen mogelijk zullen zijn en alle meningen toegestaan, zullen alle ideeën voortvloeien uit onweerlegbare premissen. Eenieder zal zijn gril of zijn hobby hebben, de individuen zullen groepen berijders van stokpaardjes gaan vormen, en, schitterende mediasociologische paradox, in het tijdperk van de wereldwijde communicatie zal het vlechtwerk van gesloten logica’s in de plaats komen van de dialoog tussen de mensen.”

Wat niet de enige zere plek is waarop Finkielkraut de vinger weet te leggen. Een paar andere voorbeelden:

- “In het aristocratische universum wordt de werkelijkheid geschraagd door het onzichtbare en de ongelijkheid tussen de mensen door de macht van de hemelen, in de democratie daarentegen bestaat geen achterwereld en zijn alle mensen gelijk, behalve in werkelijkheid. Vandaar de ontevredenheid. Vandaar de onmogelijkheid het geluk dat men in een dergelijk systeem leeft te beschouwen als het einde van de geschiedenis”;

- “(…) aangezien de tijden zijn veranderd verbindt ze [het communisme, noot van mij] haar strijd voortaan met een andere verschijningsvorm van de proletariër. De straatarme overheerste mens, het subject van het hoogste onrecht, de verpersoonlijking van de absolute onderworpenheid, de mens die niet in een gedeeltelijke maar in een volledige verzetshouding tegen de politieke beginselen van de staat verkeert, is niet meer de arbeider als zodanig, het is de vreemdeling, en preciezer gezegd degenen die niet over papieren beschikt, de illegaal, de geïmmigreerde arbeider met een onzekere status”;

- “De filosoof en de socioloog kozen resoluut partij voor het universele en tegen het restrictieve burgerschap. Tegenover de verdeling op grond van herkomst en de controle op de immigratie die worden uitgeoefend door een begrensde en soevereine politieke gemeenschap, stellen zij onbuigzaam het kosmopolitisch ideaal van onvoorwaardelijke gastvrijheid. De versplintering van de wereld in naties was in hun ogen niet een noodzaak van het politieke leven, maar de afschaffing, het rampzalige identiteitsverlies daarvan. Dat de democratie – van alle regimes het meest praatzieke, volgens de geslaagde formulering van Hannah Arendt – de beslissing laat afhangen van openbaar overleg en dat elke discussie over de doeleinden van het handelen ‘stilzwijgende akkoorden, impliciete verwijzingen, gemeenschappelijke plaatsen, een gemeenschappelijke herinnering, een gemeenschappelijke toekomst, de gehechtheid aan eenzelfde verleden’ veronderstelt, was een argument waarvoor ze ongevoelig waren. Ze waren eveneens onontvankelijk voor het idee dat de verantwoordelijkheid voor de wereld de trouw aan een specifieke collectiviteit nodig heeft om deel te gaan uitmaken van de geschiedenis.”

- En ten slotte, omdat ik érgens moet ophouden, deze nog: “(…) juist het verheven doel dat aan de geschiedenis wordt toegewezen – het verdwijnen van het kwaad in de zegepraal van de Verlichting – verlaagt de mensen tot middelen en leidt hen naar de slachtbank.” De “universele rede” is de universele reden om alles wat krom is recht te praten, in naam van Auschwitz “worden de intelligenties en de instellingen onderworpen aan de geest van de tijd, dat wil zeggen aan het nihilisme.”

Waarmee we de cirkel rond hebben wat de redenering betreft en bij de laatste twee hoofdstukken uitkomen: De kunst in Theresienstadt en De koppige eenzaamheid van Char en Camus. Twee hoofdstukken die me om verschillende redenen bijzonder aanspraken.

Het laatste vanwege de uitleg die Finkielkraut geeft omtrent de (menings)verschillen tussen Albert Camus, van wie ik onlangs De pest https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/12/de-pest-albert-camus-boekbespre... besprak, en Jean-Paul Sartre, voor mij (en vele anderen) zijn existentialistische tweelingsbroer, een mening die ik na het lezen van Een stem van de overkant helemaal heb bijgesteld. Waar Camus immers zei “De democraat is bescheiden. Hij geeft toe in bepaalde opzichten onwetend te zijn, hij erkent dat zijn inspanning deels riskant is en dat niet alles hem is gegeven. En uitgaande van die erkenning geeft hij toe dat hij de anderen moet raadplegen en wat hij weet aanvullen met wat zij weten” – een houding die ik, of ik mezelf daarom nu zou moeten beschouwen als ‘democraat’ of niet, alleen maar kan waarderen – verwierp Sartre elke twijfel, elke mogelijkheid voor geen van de aangeboden opties te kiezen. Met de woorden van Finkielkraut: “Valse uiterlijkheid. Zelfingenomen en leugenachtige houding. Iemand kan zijn eigen zijde kiezen in de Geschiedenis, maar hij staat nooit apart, buiten, op de achtergrond, op de oever. Wel of niet historisch zijn – dat kan de vraag niet zijn. De Geschiedenis is ons element, ons aquarium, onze leefomgeving. Er is geen buiten. Er is niet iets anders. Noch het simpele geluk noch de passie van de wezens noch de sfeer van bepaalde plaatsen heeft het vermogen ons te onttrekken aan de omstandigheden. Iedereen zit in hetzelfde schuitje, niemand besluit overboord te springen of uit te stappen om in de zon te gaan liggen. Iedereen vaart mee, niemand stapt aan land. Of, om het met een ander maritiem beeld te zeggen, we zijn aan boord alvorens een bepaalde richting in te slaan. Geen richting kiezen is dus een manier van richting kiezen die er niet voor uitkomt. Zwijgen is deelnemen. Het hekelen van de logica van de oorlog, een oorlogsverklaring. Schone handen, een manier van zijn handen vuilmaken. De ivoren toren, een gevechtsstelling. Werkeloosheid, een initiatief. Desertie, betrokkenheid. Liefde voor schoonheid en voor wat duurzaam is, afkeer van de revolutionaire beweging.” “De mateloosheid van die verwachting maakt de filosoof van het engagement tot een arctisch personage, tot een simplificeerder met oogkleppen op. De hoop op de vervulling en op de uiteindelijke heerschappij van de Mens brengt hem ertoe niets anders in aanmerking te nemen dan de dynamiek van de Geschiedenis”, laat Finkielkraut daar op volgen.

“Een dynamiek van de Geschiedenis” die we ook geacht worden te zien in Theresienstadt. Van de sociale activiteiten aldaar had ik namelijk begrepen dat deze als een façade waren opgezet door de nationaal-socialisten opdat het kamp zou kunnen dienen als een ‘modelkamp’ voor het Deense Rode Kruis. Het Rode Kruis tuinde er ook grandioos in, maar ik begrijp uit de uitleg van Finkielkraut dat de culturele activiteiten géén deel waren van de etalage in kwestie: de “toneelvoorstellingen, lezingen, exposities, poëzieavonden, concerten en operapremières” waren wel degelijk het vrijwillige werk van de gevangenen. “De kunstenaars schilderden, de musici componeerden, de acteurs repeteerden en speelden. Voor de kinderen was een klandestien onderwijs op poten gezet. Er heerste een vreemde culturele gisting.” Iets wat klaarblijkelijk stoort in de georganiseerde herinnering: “De nuance in weerwil van de uniformiteit van de dood. De nuance tegen de wanhopige loop van hun leven in. De joden van Theresienstadt, wie door nauwgezette fanatici de ontmenselijking was aangezegd, hebben, in de waanzin van de kunst, de weg naar het begrip van de menselijke wereld opengehouden. En nu is de herinnering, na de zorgeloosheid te hebben overwonnen, hardnekkig bezig in hun naam de waaier dicht te slaan. Nu wist ze hun trouw aan het onvergetelijke uit. Elk paradigma van de mensheid aan de hand waarvan de mensen in minder of meer menselijk kunnen worden ingedeeld, elke definitie die een breuk aanbrengt tussen het ideële kader en de empirische werkelijkheid, elk model dat leidt tot verraad aan of misvorming van de mensheid: nu verklaart men dat de mensheid zich manifesteert in de verscheidenheid van haar vormen en dat daarbuiten niets is te zien, geen gebied te ontdekken, geen mysteries zijn op te helderen.” Theresienstadt zoals het was, past met andere woorden niet in de “Holocaust-industrie” en Theresienstadt zoals het was, wordt dus vergeten, verdonkeremaand, verdoezelt ten voordele van Theresienstadt zoals het past. Zoals ook het geval is met de taal: “Schande over hen die de gastvrijheid in oude trant betrachten en die per se een verband willen blijven zien tussen taalkundige armoede en verarming van de ervaring! Hun tragische bewustzijn wordt hervertaald in fobisch geweld en ze worden ervan beschuldigd strafacties te organiseren tegen incorrecte vreemde zinswendingen en uitheemse woorden. Terwijl ze zich zo goed mogelijk verzetten tegen de verschraling van de woorden, hekelt men hun purisme, hun fundamentalisme, hun malthusianisme. Terwijl ze weigeren de details te laten verdwijnen in het ongenoemde, worden ze voor scherpslijpers uitgemaakt. Terwijl ze zich afvragen hoeveel adjectieven, dat wil zeggen gevoelige nuances en hoedanigheden uit de wereld zijn verdreven door de introductie van het woord cool in onze taal, worden ze in het algemeen beschouwd als de dwangmatige of belaagde vijanden van de gemengde huwelijken tussen woordenschatten. Terwijl het hun voornaamste zorg is het landschap van de morele gevoelens te behoeden voor de wereldwijde indifferentiatie en het denken willen bevrijden van de summiere dichotomieën waartoe het door een verschraald taalgebruik wordt veroordeeld, hekelt men onvermoeibaar het autoritarisme waarmee ze de warme en chaotische veelkleurigheid van de ervaring in het procrustesbed van het correcte taalgebruik persen.”

Een gebalder pleidooi tegen de infantilisering van de taal – overigens niet alleen middels insluiping van woorden uit andere talen, die mijns inziens wel degelijk een verrijking kúnnen vormen – heb ik, denk ik, nooit gelezen. Net zomin als een zo mogelijk nog gebalder pleidooi tegen de democratie zoals we die tegenwoordig kennen: “Tot een recente datum bestond de geest van de democratie (…) tegelijk met andere normen, andere waarden, andere, heterodoxe of verschillende criteria. Die tijd is voorbij: de geest van de democratie duldt geen enkele rivaal meer. Niets mag buiten zijn wet vallen. Hij neemt alle plaats in. Hij maakt alle oude vormen buit, hij maakt zelfs zijn erfgoed ondergeschikt, hij bepaalt het begrip van de menselijke verhoudingen; hij levert aan de bestaande instellingen de overtuigingen en rechtvaardigingen waardoor ze aanvaardbaar worden. De geest van de democratie, die steeds verder om zich heen grijpt en steeds onverdraagzamer wordt, drukt op elke dissymmetrie het stempel van de totalitaire schande. Eenieder moet, ongeacht zijn leeftijd, zijn eigen meester zijn. Het subjectivistische ideaal van zelfverwekking en zelfverwerkelijking door zichzelf dringt zich overal op en Auschwitz is de vergaarbak geworden waarin de rebelse of gewoonweg buiten dat model vallende figuren worden opgehoopt.” Een vergaarbak waarin we vroeg of laat, naarmate de mal waardoorheen we geperst worden smaller wordt, allemáál riskeren terecht te komen.

Björn Roose
… (mehr)
 
Gekennzeichnet
Bjorn_Roose | 1 weitere Rezension | Feb 7, 2024 |
Ensayo sobre la post modernidad y el relativismo cultural
 
Gekennzeichnet
gneoflavio | 2 weitere Rezensionen | Mar 31, 2023 |
El apasionado alegato de Alain Finkielkraut, su manifiesto contra «la cultura zombi» a contracorriente de la moda intelectual, del conformismo posmoderno, ha despertado en Francia un apasionado interés. Finkielkraut se indigna por el estado moral de una sociedad a la que le da igual un cómic que una novela de Nabokov, un slogan publicitario que un poema de René Char, un partido de fútbol que un ballet, o un videoclip que una ópera de Verdi. El autor se interroga sobre las «razones» que conducen a bautizar como culturales aquellas actividades en las que el pensamiento está ausente y se remonta a la filosofía del Siglo de las Luces para mostrar cómo se ha producido el derrumbe de los ideales europeos. Finkielkraut afirma que los ideales de razón, de humanismo cosmopolita y de poesía sin fronteras están sucumbiendo ante la exaltación nacionalista y la concepción étnica de la sociedad (contra la concepción electiva), herederas del romanticismo alemán y de su Volkgeist. La filosofía de la descolonización, instrumento para la emancipación de los países del Tercer Mundo, acaba por desembocar en el nacionalismo más sectario: mientras, una «nueva derecha» cultiva el fantasma de una Europa asediada por famélicos inmigrantes... (less)… (mehr)
 
Gekennzeichnet
Natt90 | 2 weitere Rezensionen | Dec 22, 2022 |

Auszeichnungen

Dir gefällt vielleicht auch

Nahestehende Autoren

Statistikseite

Werke
73
Auch von
1
Mitglieder
1,156
Beliebtheit
#22,231
Bewertung
½ 3.5
Rezensionen
19
ISBNs
182
Sprachen
15
Favoriten
1

Diagramme & Grafiken