Autoren-Bilder

Gerd Gaiser (1908–1976)

Autor von Schlussball

10+ Werke 62 Mitglieder 1 Rezension

Werke von Gerd Gaiser

Zugehörige Werke

Great German Short Stories (1960) — Mitwirkender — 84 Exemplare
Antoine de Saint-Exupéry : in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten (1956) — Mitwirkender, einige Ausgaben37 Exemplare
Deutsche Kurzgeschichten : eine Auswahl für mittlere Klassen (1972) — Autor, einige Ausgaben5 Exemplare
Moderne Erzähler 5 — Autor — 2 Exemplare
Moderne Erzähler 17 — Autor — 1 Exemplar
Moderne Erzähler 8 — Autor — 1 Exemplar
Moderne Erzähler 9 — Autor — 1 Exemplar

Getagged

Wissenswertes

Mitglieder

Rezensionen

Het is zeker niet zo dat élk Duits boek dat in mijn kasten terechtkomt, of alleen maar in mijn handen, “de” oorlog als onderwerp heeft, maar Die sterbende Jagd van Gerd Gaiser is toch ook weer niet het eerste dat in die categorie valt en het zal – dat kan ik nu al zeggen, al ben ik nog bezig met de lezing ervan – in de komende paar weken ook niet het laatste dergelijke boek zijn dat ik bespreek. Binnenkort volgen er nog twee: Zeitbombe Jonastal van Edgar Mayer en Thomas Mehner en Zehn Tage im Juli van Günter Lucks en Harald Stutte.

Puur toeval eigenlijk – ik werd die laatste twee boeken spontaan uitgeleend door een oude vriend -, maar gezien de verbanden, in het ene geval figuurlijk, in het andere letterlijk, kan ook hiér weer aan het bestaan van zo’n toeval getwijfeld worden: Zeitbombe Jonastal gaat (wie een béétje Duits kent, had dat al door) over een tijdbom, Zehn Tage im Juli gaat over de vernietigingsaanvallen van de Geallieerden tegenover de burgerbevolking van de Duitse stad Hamburg, en Die sterbende Jagd gaat over het naarmate het boek vordert steeds naderbij tikken van het einde van een eskader jachtvliegers dat onder andere tot taak heeft zo’n vernietigingsaanvallen te pareren. Een onderwerp waarin de auteur Gerd Gaiser zonder meer volkomen thuis was.

Gaiser, geboren in 1908 in Oberriexingen (net boven Stuttgart) en in 1976 overleden in Reutlingen (net onder Stuttgart), was dan namelijk wel leraar van opleiding en zou dat na “de” oorlog ook opnieuw worden, maar de latere professor Kunstpedagogiek aan de Pedagogische Hogeschool van Reutlingen was ook reserveluitenant en diende vanaf 1941 bij achtereenvolgens Jagdgeschwader 27, Jagdgeschwader 1 en Jagdgeschwader 11, en werd vervolgens Dritter Generalstabsoffizier in de staf van de Jagdfliegerführer voor Roemenië en ten slotte, in 1944, in de staf van die voor Boven-Italië. Dat hij daar het einde van de oorlog meemaakte en in krijgsgevangenschap ging, vertel ik er voor de volledigheid bij, maar doet uiteraard niet af aan zijn kennis over jachteskaders, ofte Jagdfliegergeschwader, ofte Jagdgeschwader, ofte kortweg, iets poëtischer, Jagden.

Poëtischer inderdaad, want de leraar, professor, en (tussen haakjes) schilder, was behalve dát ook dichter en schrijver. In 1941 verscheen van hem de dichtbundel Reiter am Himmel, door literatuurcritici wellicht terecht – ik weet het niet, ik heb hem niet gelezen – weggezet als “Reichslyrik” en een “Parteinahme für den Nationalsozialismus”, maar die kritiek klonk al veel minder luid toen in 1953 voorliggend Die sterbende Jagd werd gepubliceerd. Een aantal van zijn opponenten bléven (zo gaat dat nu eenmaal bij wie mensen niet het genoegen gunt te evolueren) hem natuurlijk duiden als “nationalsozialistisch vorbelastet”, en wilden in essentie alléén maar Heinrich Böll (van wie ik eerder Huizen zonder vaders https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/02/huizen-zonder-vaders-heinrich-b..., De nalatenschap https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/02/de-nalatenschap-heinrich-boll.h..., Meningen van een clown https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/06/meningen-van-een-clown-heinrich..., Groepsfoto met dame https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/04/groepsfoto-met-dame-heinrich-bo..., en Biljarten om half tien https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/03/biljarten-om-half-tien-heinrich... besprak) als aanvaardbare moderne auteur beschouwen, maar vanaf 1951 tot in het jaar van zijn overlijden haalde hij toch een aantal literaire prijzen binnen (de Fontane-Preis, de Preis der Bayerischen Akademie der Schönen Künste, de Immermann-Preis, de Wilhelm-Raabe-Preis, en de Verdienstmedaille des Landes Baden-Württemberg), vonden zijn werken de weg naar anthologieën en schoolleesboeken en tot 1990 (met de opvolger van Die sterbende Jagd, Schlussball) ook naar regelmatige herdrukken.

Van de kleine twintig werken die tot dat, ondanks zijn voorgeschiedenis tot stand komende en toch vrij lang durende, succes zouden bijdragen, wordt Die sterbende Jagd, samen met Schlussball, als het beste beschouwd. Hij toonde zich mét dit boek, aldus Wikipedia, als – en ik vertaal het even voor u – “vertegenwoordiger van de moderne literatuur”, die zich “van symbolische en expressionistische stijlmiddelen bediende” in een boek waarin “de oorlog in de lucht caleidoscopisch, in talrijke stukken en met een wisselende focus wordt weergegeven”. Dat klopt (en ieder die dit werk leest, zal dat kunnen bevestigen), maar ook de verder weergegeven kritiek over een aantal van zijn andere boeken doet dat: de personages worden in al dat expressionistische en symbolische geweld nauwelijks uitgewerkt, en – al zal dat ongetwijfeld ten dele ook aan mijn Duits liggen – de stijl is zo allesoverheersend, de atmosfeer zo “dicht”, dat het boek nooit aangenaam om lezen wordt. Telkens als je zelfs maar het gevoel hebt dat je ‘in’ de personages gaat komen, dat de actie nu eens lekker (al is dat in dit geval wellicht niet het meest toepasselijke woord) loopt, komt er weer een einde aan het hoofdstuk, verspring je naar een andere plaats, naar een ander personage, naar een ander moment. En die komen dan wel allemaal samen, maar zelfs dát niet volledig en niet uitmondend in een ‘rustig’ hoofdstuk. Wat zonde is, want een intro als deze is echt wel de moeite waard: “Als Cornils, genannt der Fähnrich, an seinen Rottenflieger durchgab, dass er versuche, zum Platz umzukehren, stand ihm schon die Kabine voll Rauch. Sehr schnell fiel nach der Kehrtkurve die Umdrehungszahl. Cornils schloss den Brandhahn; schon hatte er viel Höhe verloren; keine Rede davon, dass er sich halten konnte. Da sah er ein, dass er aufs Wasser herunter musste. Er zog die Sprengladung ab, welche die kabinenhaube öffnete, und setzte auf, ohne das Fahrwerk auszufahren und ohne Trimmung und Landeklappen zu verstellen. Der Aufprall war hart, Cornils schlug, obwohl ihn die Gurte hielten, mit dem Gesicht an, es funkte in seinen Schwindel wie von einem Knüttelhieb, und sofort spürte er Blut zwischen den Zähnen. Vielleicht vierzig Meter schoss die Maschine auf dem Wasser entlang und kippte dann über die Schnauze. Cornils, halb von Besinnung, riss die Sitzgurte auf, kam frei und strudelte nach oben.”

Als je het in een film zou zien, zou je, zeker als het meteen helemaal in het begin gebeurde, al doodnerveus worden bij de gedachte aan wat de rest van de film aan actie zou bieden. Maar het moge van het stilistisch bijzondere van dit werk getuigen dat het tweede hoofdstuk dan begint met: “Cornils lag also im Bach, wie die Umgangssprache es nannte: keine bedeutende Persönlichkeit, noch berufen, künftig eine Rolle zu spielen, weiter nichts als ein kleiner Flugzeugführer im Unteroffiziersrang. Sein Unfall war nicht angenehm und konnte mörderisch werden für den Betroffenen, aber aussergewöhnlich war dieser Unfall nicht und hätte jeden anderen auch treffen können, er kam an so manchen aus diesen Staffeln, die über See zu fliegen gezwungen waren. Auf dem Lande hätte es eine simple Bauchlandung abgesetzt”. Van vol gas naar vol op de rem in een paar bladzijden tijd, een fenomeen dat het hele boek lang duurt. Een fenomeen waar je als lezer toch wel een beetje zeeziek van wordt, ook al dein je dan niet mee op die zee daar nabij Randvig (“kaum ein Platz, es war eine Auwiese”), dat stuk Noordzee ingesloten tussen Noorwegen, Zweden en Denemarken dat ook het Skagerrak wordt genoemd en dat nu nog steeds vergiftigd is met arseen omdat de Geallieerden daar in de jaren ná de oorlog opzettelijk verschillende schepen geladen met munitie en chemische wapens van nationaal-socialistisch Duitsland tot zinken hebben gebracht.

Enfin, we gaan hier niet dié geschiedenis uit de doeken doen, net zomin als we dat gaan doen met de geschiedenis van de jachteskaders in dat gebied. Het volstaat te zeggen dat die niet alleen door ongevallen, maar ook toenemend door vijandelijke aanvallen op in de buurt gelegen steden (Schaaken nabij Königsberg, bijvoorbeeld) uitgedund werden, dat daarbij de piloten maar al te vaak sneuvelden (daar ook steeds vaker met ondankbaarheid voor beloond door het oppercommando-met-snorretje – “Das Wort Feigheit war nicht benutzt, aber stand zwischen den Zeilen.”), en dat Die sterbende Jagd dan ook een titel is die de lading dekt: “Das war ein gewisser Tag im September, der Tag, an dem die schlacht um die Insel verloren ging, der Tag, an dem plötzlich der Himmel so voll hing, obwohl dort niemand mehr viel erwarten konnte, und das Wetter auch gegen uns war, und wir die Kämpfer im Stich lassen mussten, damit überhaupt noch etwas nach Hause kam. Damals war es aus; und sagen Sie selbst, was ist denn seither geschehen? Nichts. Höchtstens Trugschlüsse und Vorspiegelungen. Alles versaut, das Hauptstück ist vorbei, das Nachspiel hat angefangen. Wir sind das Nachspiel.” Ook in bredere zin trouwens: de hele Jagd van Adolf Hitler, zó succesvol in de beginjaren, ging ten onder aan gebrek aan materiaal, de daardoor ontstane onmogelijkheid zich snel aan de nieuwe omstandigheden aan te passen, en uiteindelijk ook tekort aan mensen die nog konden opgeofferd worden in een alsmaar uitzichtlozer… verdedigingsoorlog. “Tausend Jäger, die zu jeder Stunde am Himmel hängen konnten, hätten den Gegner vielleicht aufgehalten. Aber diese Jäger waren nicht da. Der General hatte sie nicht bekommen, der um diese Jäger einen erbitterten und verzehrenden Kampf geführt hatte. Man hatte sich auf etwas verlassen, solange der Gegner zurückhielt, auf eine neue Waffe, auf Erprobungen, auf ein Mirakel, auf ein Ingenium. Jetzt war es zu spät geworden.” En alles wat individuele mensen voor die achtergrond staand ondernamen, leek steeds zinlozer. Vechten, in gebombardeerde gebieden op zoek gaan naar familieleden, proberen nog een beetje een aangenaam leven te leiden. “Eine Schlacht ohne Aussicht für sie, sie konnten sie nicht gewinnen; sie war schon verloren, als sie begann. Das wussten weinige, denn sie waren gewöhnt worden zu siegen; sie taten das Ihre und Nächste und sahen nicht alles zugleich.” En dat alles voor “de” vrede uiteraard (gaan niet alle gevechten op een bizarre manier om “de” vrede?): “Der Friede? Worin besteht der Friede? Ranglisten und Beförderungen, verhinderter Ehrgeiz, Lügen, Warenhäuser, Zwischenhandel und organisierte Verdauung. Einer macht den anderen fertig, damit er selbst besser lebt. Kann er es nicht, kauft er ihn , und das heisst dann Gemeinschaft. Der Alltag, von Hass und Gereitzheiten keuchend; Tobsüchte über Lächerlichtkeiten, die nicht klappen, über lästige Einladungen und verspätete Mahlzeiten. Und im Keller die Bestien, die man aussperrt und die gern heraufmöchten. Das alles erhalten, das wiederherstellen? Ist das die Opfer wert, die da fallen? Warum fallen sie und wofür? Etwas, das man damit bezahlen könnte: so etwas Teures gibt es überhaupt nicht.”

Maar dát, dat alle gewelddadige offers in naam van de vrede sowieso te duur zijn, dát hebben we helaas nog steeds niet geleerd. En zolang er mensen zijn die zich kunnen veroorloven het leven van anderen te offeren voor hun eigen doelen, hun eigen zeggenschap over een stuk grond, hun eigen versie van “vrede”, zal dat helaas ook niet veranderen: “Es waren Einheiten, die zum alsbaldigen Verbrauch bestimmt waren, und die Männer in ihnen zogen mit, tapfere Männer, weil sie ohne Hoffnungen und die meisten mit bitteren Herzen gingen, sie wollten es durchstehen, weil sich einer vor dem andern nicht schämen wollte. Sie fielen, und bei wem noch Zeit dazu war, der wurde eingescharrt neben der Rollbahn, und die Schlacht rückte nach, und die Gleisketten der Schlacht wühlten ihn aus und zerrten hin und her, was von ihm übrig war, und verdammt und verflucht sollen die sein, die es noch einmal ebenso kommen lassen.”, schrijft Gaiser, en zelfs voor piloten is er geen eer meer aan doden of zich laten doden: “Das Turnieren hat aufgehört, sagte Frenssen, das Aussuchen des Gegners, das Abwarten und Annehmen oder Verweigern des Gefechts. Jetzt ist die Masse im Spiel, und die Masse drüben an Bord, das sind keine Flieger; das sind Schützen, die in Kampfständen abgeschnallt stehen, es ist Infanterie in der Luft. Ihn müsst selbst Masse bilden.” Want dat is wat wij voor de machthebbers zijn, massa. Voor verkiezingen, voor het laten draaien van de economie, voor oorlogen, het maakt niet uit: alles wat nodig is, is een voldoende groot aantal idioten. Vervangbare idioten: “Der Stabsarzt war rasch gerufen, der Doktor Winckelmann mit dem zerhackten Gesicht. Er holte ihn heim, und nachdem er die beiden Durschschüsse durch Schenkel und Lenden untersucht hatte, schüttelte er den Kopf. Ein Mann, der mit derart furchtbaren Wunden noch einen Absprung bestanden und das Boot unter sich gebracht habe, der habe mehr Leben besessen als andere. Der Hauptmann Vehlgast war nicht mehr da, um zu sehen, dass de Bruyn sich Mühe gegeben hatte. Die Staffel bekam einen anderen Kapitän.”

Björn Roose
… (mehr)
 
Gekennzeichnet
Bjorn_Roose | Sep 15, 2023 |

Auszeichnungen

Dir gefällt vielleicht auch

Nahestehende Autoren

Statistikseite

Werke
10
Auch von
9
Mitglieder
62
Beliebtheit
#271,094
Bewertung
½ 3.4
Rezensionen
1
ISBNs
11

Diagramme & Grafiken