Marjet Huiberts

Aap boot vis.
aadje piraatje moest letters gaan leren
hij zat op een vate en keek naar het bord
vader Piraat stond ernaast met een krijtje
hij wees naar de aa en zei kort:
de aa van aap en de b van boot
de v van vis en de p van poot
alle piraten stonden te kijken
martijn-sacherijn trok een guitige snuit
jan-zonder-hand kraste 'r' met z'n nagels
en Goof-zonder-oog riep uit:
de r van rum en de w van wijn
de l van lol en de g van gein
vader piraat vond dat niet bepaald grappig
jongs, hou op zeg. ga koken! en vlug
aadje moest lachen en stak toen z'n hand op
hij zei, met een kaarsrechte rug:
de aa van aadje en de z van zes
ik kan het, pap, ik hoef geen les
vader piraat was stomverbaasd en haalde leesboek één
aadje was een wonderkind: dat kon-ie ook meteen!
's avonds na de lettersoep las Aadje gezellig voor
en alle zpiraten zongen tussen elk verhaaltje door
de f van fis en de z van zop
aadje kan lezen en daar drinken we op
geintje
de v van vis en de s van sop
aadje kan lezen en daar drinken we op!… (mehr)