De auteur treedt in een soort trance uit zijn lichaam en reist dan in de astrale wereld, aan de hand van een hoog geestelijk wezen. In die wereld vertelt de gids hem hoe mens, kosmos, wereld, God in elkaar zitten. Het boek past in de esoterische traditie sinds de theosofie. Gesproken wordt ook over Atlantis, pyramiden, reincarnatie, Akasha-kroniek, de verborgen betekenis van alle religies, het ware verstaan van alle godsdienststichters en symbolen. De auteur is vast overtuigd van de waarheid van wat hij in zijn uittreding meemaakt. Of het zo vast en zeker is als hij denkt, is de vraag. De 'levensbeschouwing' die hier naar voren komt is duidelijk herkenbaar als esoterisch, theosofisch en spiritistisch. Zij is in veel opzichten sterk omstreden. Het is ook de vraag of de trance-gebeurtenissen werkelijk voortkomen uit een andere wereld of dat deze hun ontstaan hebben in het kennisbewustzijn van de persoon zelf. De occult-esoterische wereldbeschouwing is uitgewerkt in een aantal dialogen (en niet in romanvorm zoals de flaptekst vermeldt). Goed leesbaar.

(NBD|Biblion recensie, R. Kranenborg.)